
Als
ons sente Jeronimus leert,
So esser erehande volc gevonden
Gehovet gelijc den honden,
Met crommen clauwen ende met langhen,
Ende met beesten vellen behanghen,
Ende voer haer spreken bassen.
Ander volc es daer gewassen:
So clene monde hebben die liede
Dat si met enen clenen riede
Insuken moeten daer si bi leven.
Ander volc es daer neven,
Die mensche eten, als wijt horen.
Dese volgen den lieden bi sporen,
Bi der roeke, dats haer maniere,
Tote dat si comen tere riviere.
Ander liede sijn daer bi,
Die heten Arimaspi,
Jof Ciclopen in Latijn,
Die maer met enen oghe sijn,
Ende staet hem voer thoeft voeren.
Ander volc es daer geboeren,
Die lopen utermaten sere
Met enen voete ende niet mere;
Nochtan es die voet so breet,
Dat si jeghen die sonne heet
Hem bescermen daer mede,
Waer dat si rusten in enighe stede.
|
Zoals
de heilige Jeronimus ons leert,
bestaat er een bepaald volk
dat een hoofd heeft als een hond;
ze hebben lange, kromme klauwen
en dragen dierenvellen.
In plaats van te spreken blaffen ze.
Er leeft een ander volk:
die mensen hebben zulke kleine monden
dat ze alles waarvan ze leven
door een rietje naar binnen moeten zuigen.
Daar in de buurt woont nog een volk,
dat mensen eet, naar wij vernomen hebben.
Ze hebben de gewoonte het spoor van een mens
met hun neus te volgen,
totdat ze bij een rivier komen.
Er bestaan ook mensen
die Arimaspi heten,
of cyclopen in het Latijn.
Die hebben maar één oog
en dat zit midden op hun voorhoofd.
Er leeft een volk
dat heel hard kan lopen,
met maar één enkele voet!
Maar die voet is zo groot
dat die mensen zich ermee
tegen de felle zon beschermen,
als ze ergens zitten uit te rusten.
|
- Zo bestaan er mensen die hun ouders doden,
wanneer die op hoge leeftijd zijn gekomen, en vervolgens opeten.
'Dat is daar een goede gewoonte', aldus Maerlant, 'als je dat
nalaat, doe je het fout!'
- Er bestaan reuzen en dwergen,
- mensen die rauwe vis eten en zeewater drinken,
- mensen die aan iedere voet maar vier tenen
hebben,
- vrouwen die kinderen met grijs haar baren,
dat zwart wordt als ze ouder worden, en nog veel meer.
Rond 1270 schreef Maerlant Der
naturen bloeme, een bewerking van De
natura rerum van Thomas van
Cantimpré, opgedragen aan Nicolaas
van Cats, heer van Noord- Beverland. De
dertien boeken handelen over de mens en
fabelachtige of mythologische wezens, viervoeters,
vogels, zeemonsters, vissen, slangen, insecten,
bomen, specerijen, geneeskruiden, bronnen,
stenen en metalen. Het zijn beschrijvingen
met korte bespiegelingen.
De verhalen die Jacob van
Maerlant ons opdist, komen ons nogal eens
ongelooflijk voor. Toch gold dit in de dertiende
eeuw als serieuze wetenschap. Het Middelnederlandse
werk sluit aan bij een wetenschappelijke traditie
die al eeuwen oud was. Ze vond haar oorsprong
in de ideeën van de Griekse filosoof
Aristoteles en in de geschriften van kerkvaders
en andere gezaghebbende auteurs uit de Oudheid
en de Middeleeuwen. De wonderbaarlijke volkeren
uit het fragment, worden in veel middeleeuwse
boeken beschreven. Ze leefden in het verre
onbekende Oosten, aan de rand van het aardse
paradijs waar Adam en Eva gewoond hebben.
De ontdekkingsreiziger Marco
Polo spreekt ervan, net als Jan van Mandeville
in zijn gefantaseerde reisverhaal. En ook
een zekere 'pape Jan' die een wonderbaarlijk
rijk beschrijft, heeft het over deze volkeren.
Tot in onze tijd hebben de wondervolkeren,
waarover onder andere Jacob van Maerlant schrijft,
hun aantrekkingskracht behouden. In Baudolino,
geschreven door Umberto Eco, gaat het herhaaldelijk
over pape Jan en zijn rijk, en de hoofdpersoon
in dit boek ontmoet die wonderbaarlijke wereldbewoners
tijdens zijn reizen in levenden lijve.
© Dit artikel is gedeeltelijk overgenomen
uit de website http://www.literatuur.nl (met
dank)
|
|